De molen en de romanriek

Het is een echo uit het verleden. De kaart van onze molen. Gefotografeerd ergens in de jaren ’50 toen alle lelijkheid van vandaag de dag nog uitgevonden moest worden. Volgens Jelle, onze molenaar, is de foto gemaakt tussen 1945 en 1959. Na het aanbrengen van het systeem van Bussel en vóór het verwijderen van de stelling. In die jaren ging het mis. De wereld moest vernieuwd worden en zo verdween alle romantiek. We, Jelle en ik, komen dan ook tot de slotsom dat we te laat geboren zijn.

Zo zitten we vaak wat te dromen en te filosoferen op de molen over de schoonheid van weleer. In dit geval met Sankie Koster, een van onze favoriete vertel-diva’s, die net als Jelle en ik dat verleden zo koestert.

De ansichtkaart waar Jelle mee aan kwam zetten

Waar op de foto de plantjes staan in de moestuin staan nu auto’s. De rest van de omgeving is ernstig vervuild met schreeuwend lelijke nieuwbouw, zoals ons dorpshuis, vuil containers en ander onooglijk modern goed. Al mijmerend over mooie tijden komt bij mij het idee opborrelen om dit gewoon eens te gaan schilderen. Exact als op de kaart, maar dan in kleur, en alsof er in al die jaren niets is veranderd.

En als ik dan zo bezig ben ontstaat er iets wat me doet denken aan de Haagse School. Hoe ironisch. De leden van de Haagse School, Jacob en Willem Maris, Willem Mesdag, Anton Mauve en Willem Roelofs, om er een paar te noemen, zetten zich af tegen het toen overheersende romantische traditie en streefden naar een perfecte weergave van de realiteit die veelal op locatie werd geschilderd. Ik zit nu een exacte weergave te maken van iets wat ik verromantiseer en wat me juist doet denken aan die Haagse School.

Het schilderijtje is voor mij juist een vorm van verzet tegen alle moderne troep waar de hele wereld mee vervuild is geraakt. Het is allemaal erg praktisch en nuttig, maar zo lelijk dat ik het niet wil zien. In de tijd van de ansichtkaart liep er een karrenspoor, slingerend door het land naar de molen, waarlangs de boeren hun graan per paard en wagen naar de molen konden brengen. Het huis van de molenaar stond er nog en vanuit het dorp liep een pad naar de molen toe. Als ik dat bedenk en voor mijn geest probeer te halen moet ik onwillekeurig denken aan het lied van Wim Sonneveld over het tuinpad van zijn vader. Dat lied heeft mij altijd bezig gehouden. Zo ook nu.

Ik schilder de molen. Toetsje voor toetsje bouw ik het schilderijtje heel geduldig op. Langzaam maar zeker begint zich iets te ontspinnen wat we alleen nog maar in zwart-wit kennen. Ik hou de toets van de Haagse School schilders er in. Krachtig en raak. Die ansicht vol herinneringen is gelukkig niet alles wat er overbleef voor mij, want de molen staat er ook nog. En die molen draait ook nog. Er wordt graan op gemalen en we genieten er elke keer weer opnieuw van als we alles zien draaien in deze prachtige stenen toren met haar zwierige wieken.